Koninklijk
De Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club is bijna net zo oud als de auto zelf.
Koninklijk
Aanvankelijk wat aarzelend ging de club zich bemoeien met zaken als verkeersveiligheid, rijvaardigheid, tolgelden, betrouwbaarheidsritten en snelheidswedstrijden. Ook werd meegeschreven aan de wegenverkeerswet die in 1905 het licht zag.
Tijdens de poststakingen van 1903 werd duidelijk dat de auto, naast plezier, ook heel nuttig gebruikt zou kunnen worden. Tijdens de stakingen werd de post tussen de steden vervoerd door clubleden. Deze nuttig kant van de auto wekte de belangstelling van Het Rijk.
Omdat de auto in het buitenland ook steeds meer in het leger werd ingezet, onderzocht de overheid de mogelijkheid om auto’s ook in het Nederlandse leger in te zetten. Het bleek voor defensie lastig zelf auto’s aan te schaffen: auto’s waren duur en bovendien verouderde ze snel door de enorme technologische ontwikkeling die de wagens op dat moment doormaakten. Vandaar dat in 1913 bij de N.A.C. werd aangeklopt met de vraag of de leden konden helpen bij de motorisering van het leger: het Vrijwillig Militair Automobiel Korps was geboren. Leden werd officier en hun chauffeurs onderofficier. De N.A.C. werd beloond met het predicaat ‘koninklijk’ wijzigde de naam in K.N.A.C. Door de neutraliteit van Nederland in de Eerste Wereldoorlog zou het VMAK nooit bij gevechtshandelingen betrokken raken.
