De ministers van de Europese Unie zijn overeengekomen om een eerder voorstel van de Europese Commissie voor de Euro 7-emissienorm af te zwakken. Acht landen, waaronder Frankrijk en Italië, vreesden dat de oorspronkelijk voorgestelde Euro 7-norm teveel investeringen zou vergen en er daardoor minder geld kon worden besteed aan de ontwikkeling van elektrische voertuigen.
Sinds 1992 heeft de Europese Unie de emissienomen voor wegvoertuigen geleidelijk aangescherpt en de laatste voorgestelde regels van de Commissie, ‘Euro 7’ genoemd, zouden strengere normen en nieuwe testmethoden inhouden en bovendien nieuwe normen introduceren voor de uitstoot van deeltjes door remmen en banden.
Italië, Tsjechië, Frankrijk en vijf andere landen drongen echter aan op zwakkere regels omdat ze bezorgd waren dat de voorgestelde limieten voor vervuilende stoffen zoals stikstofoxiden in verbrandingsmotoren ontwikkelingswerk en investeringen zouden afleiden van elektrische auto’s.
Spanje, dat momenteel voorzitter is van de Europese Unie, presenteerde een compromistekst waarmee de Raad van de Europese Unie, de groepering van EU-ministers, instemde. Het compromis betekent dat de bestaande Euro 6-testmethoden en de emissiegrenswaarden voor auto’s en bestelwagens blijven zoals ze zijn, maar dat ze strenger worden voor bussen en zware voertuigen. Er komen wel nieuwe grenswaarden voor de uitstoot van deeltjes door remmen en banden.
De race is daarmee nog niet gelopen, want de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie moeten nu onderhandelen over een definitief akkoord over de nieuwe regelgeving.
