Binnen de autobranche groeit het verzet tegen de nieuwe Euro 7-emissienorm die op 1 juli 2025 zou moeten ingaan, zo meldt het Duitse vakblad Automobilwoche. De norm zou volgens de branche hoge investeringen vragen en auto’s met verbrandingsmotoren veel duurder maken, terwijl een versnelde omschakeling naar elektrische aandrijflijnen veel effectiever zou zijn om luchtvervuiling te beperken.
Aanvankelijk werd gevreesd dat de Euro 7-normen bijna niet meer gehaald zouden kunnen worden door auto’s met een verbrandingsmotor, tenzij er zeer kostbare uitlaatgasreinigingstechniek zou worden toegepast. De in november 2022 voorgestelde Euro 7-normen blijken minder strenge grenswaarden te hebben dan verwacht, maar de meetmethode, de meettoleranties en een uitzonderingsregels zijn wel veel strenger geworden.
Om te beginnen gaat Euro 7 uit van de laagste waarden die in Euro 6 worden gehanteerd en maakt die van toepassing voor alle typen motoren, benzine, hybride en diesel. Dat betekent effectief dat de NOx-uitstoot van diesels omlaag moet van 80 naar 60 milligram per kilometer, benzinemotoren hadden al een grenswaarde van 60 milligram.
Meetmethode
Het heikele punt van de Euro 7-norm wordt echter niet gevormd door de grenswaarden, maar door de meetmethode. De testprocedures worden met Euro 7 veel strenger, want auto’s zullen worden gemeten bij korte ritten en bij omgevingstemperaturen tot 45 graden Celsius. Het is bekend dat extreme temperaturen de werkzaamheid van emissieverlagende techniek ongunstig kan beïnvloeden en dat automotoren in de opwarmfase altijd meer vervuilen dan als ze warm zijn. Om juist in die opwarmfase minder te vervuilen is kostbare techniek nodig, zo meent de autobranche.
De meetmethode is niet alleen strenger, een auto moet ook langer aan de strenge meetmethode voldoen. Euro-verordeningen zijn voornamelijk gebaseerd op de beoordeling van nieuwe auto’s, maar er wordt ook gekeken naar de uitstoot van voertuigen naarmate ze ouder worden en de motoren minder efficiënt (en dus minder schoon) worden. Euro 7 verdubbelt de periode waarin de naleving van de voorschriften wordt gecontroleerd, van vijf jaar en 100.000 km naar tien jaar en 200.000 km. Autofabrikanten moeten daarnaast elektronische sensoren op auto’s monteren waarmee ze automatisch motorstoringen kunnen opsporen die tot hogere emissies leiden.
Fijnstof en EV-accu’s
Een nieuwe eis binnen Euro 7 is de beperking van fijnstof van banden en remmen. Er worden grenswaarden gesteld aan de hoeveelheid remstof en de microscopisch klein deeltjes van de banden die nieuwe auto’s mogen produceren.
Tot slot geeft de Euro 7-norm ook een beoordeling van de levensduur van de accu’s van elektrische en plug-in hybride auto’s. Er wordt nagegaan hoeveel capaciteit ze hebben naarmate de tijd en het aantal kilometers toenemen.
Volgens de Europese Commissie zorgen de Euro 7-emissienormen voor een gemiddelde kostenstijging van 304 euro per auto. Maar de auto-industrie acht dat bedrag onrealistisch en spreekt van prijsstijgingen van zeven tot tien procent.
Bovendien wijst de industrie erop dat de nieuwe norm investeringen vergt in een techniek waarvan al vaststaat dat die tien jaar later niet meer verkocht mag worden als in 2035 het verbod op de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren ingaat. De omschakeling naar elektrisch rijden vergt volgens de branche al erg veel van de investeringskracht van de auto-industrie.
Kritiek uit de branche
Terwijl de ‘consultatieperiode’ voor het voorstel over de Euro 7-norm over enkele dagen afloopt, neemt de kritiek uit de industrie snel toe. De nieuwe voorzitter van de Europese vereniging van autofabrikanten ACEA, Renault-baas Luca de Meo, waarschuwde onlangs in een open brief aan de EU voor de invoering van de Euro 7-emissienorm. En hij kreeg bijval van grote autofabrikanten. “In zijn huidige vorm bevat het Euro 7-voorstel van de Commissie volledig onrealistische tijdsdoelstellingen”, aldus een woordvoerder van de VW-groep. “Bovendien zou het voorstel grote menselijke en financiële middelen vergen. We kunnen ze in de toekomst verstandiger gebruiken voor elektrificatie”, aldus de VW-woordvoerder.
De autofabrikanten verzetten zich vooral tegen de eis in de Euro 7-norm om in alle rijsituaties aan de strengere grenswaarden te voldoen. Tot nu toe waren er tal van uitzonderingen waardoor autofabrikanten tijdelijk hogere emissieniveaus mochten uitstoten in extreme situaties zoals rijden in de bergen in de winter.
Vooral goedkope auto’s worden duurder
“De zogenaamde testwegomstandigheden omvatten doelbewust en continu rijden onder extreme omstandigheden, strenge kou, hellingen, acceleratie, laadvermogen enzovoort,” verklaarde Volkswagen. Deze zouden weinig te maken hebben met het realistische gebruik van het voertuig, maar wel veel extra technologie vergen. “Vooral goedkope kleine auto’s zouden hierdoor aanzienlijk duurder worden”, zo zei de woordvoerder. “De luchtkwaliteit is er niet bij gebaat als we de uitlaatgassen van een nieuwe verbrandingsmotor met vol gas en een paardentrailer in de eerste versnelling op een bergpas in de Alpen tot maatstaf maken, maar wel als er meer elektrische auto’s op drukke wegen in de Europese binnensteden komen”, zo benadrukte VW.
BMW staat ook zeer kritisch tegenover het nieuwe Euro 7-voorstel. “Euro 6 en in het bijzonder Euro 6d zijn effectief en dekken nu al 95 procent van alle statistisch relevante rijsituaties. Het voorstel van de Europese Commissie richt zich echter juist op dergelijke speciale gevallen – in plaats van de grenswaarden voor het dagelijks verkeer sterker te verlagen, zoals de ACEA voorstelt”, aldus een BMW-woordvoerder.
Vrachtwagens hard aangepakt
De topman van toeleverancier Bosch, Stefan Hartung, heeft eveneens grote twijfels over het Euro 7-voorstel, hoewel hij meent dat een nog strengere emissieregeling wel juist is. “Het tijdschema is vooral erg lastig, vooral voor vrachtwagens, en kan betekenen dat sommige vrachtauto’s gedurende een bepaalde periode gewoon niet te koop zijn. Het zou kunnen dat bepaalde motoren niet meer worden gebouwd”, zei hij. “Het mag niet zo zijn dat de eisen technisch niet haalbaar zijn en dat de EU vraagt om een sensor in te bouwen die helemaal niet bestaat.”
