Maar de auto is zoveel meer. Want vergeet niet, vóór de komst van de auto waren de afstanden en de tijd om te reizen, zelfs in ons kleine land, enorm. De auto maakte Nederland veel groter – en tegelijk ook veel kleiner. We konden er op uit, gingen naar familie en vrienden in een ander deel van het land. Eerst ontdekten we de eigen regio, vervolgens het land en daarna het buitenland.
Dit alles maakte de auto bijna letterlijk een versneller van de economische groei. Er werd een compleet nieuwe industrie opgebouwd, inclusief bijbehorende infrastructuur van wegen, rustplaatsen, wegrestaurants en tankstations. Niet voor niets spraken de beleidsmakers destijds: de wegen brengen leven!
Ook voor de middenstand was (en is!) de auto een zegen. Goederen kunnen makkelijk verplaatst worden (je moet er toch niet aan denken dat de groente nog met bootjes naar de stad moet worden gebracht) en klanten kunnen makkelijk naar de winkels. En, zeker niet in de laatste plaats: de auto heeft suburbanisatie mogelijk gemaakt. Dankzij de auto hoeft niet iedereen in peperdure en toch al drukke binnensteden te wonen. En zo werd het ideaal van miljoenen gezinnen (huisje-boompje-beestje) werkelijkheid.
Tot slot maakt de auto het mogelijk totaal verschillende bezigheden te combineren, hetgeen zonder eigen vervoer volstrekt onmogelijk zou zijn. Zo kan je er, geheel corona-proof, ’s morgens de kinderen mee naar school brengen, om vervolgens via je eerste afspraak door te rijden naar kantoor, om na de gedane arbeid de kinderen op te halen van de sportclub, nog even een boodschap te doen en weer naar huis te rijden.
Geen twijfel mogelijk. Laten we niet wegkijken van de nadelen, want die zijn er natuurlijk ook, maar het staat buiten kijf dat de auto ons leven ongelooflijk veel mooier heeft gemaakt.
Wouter Kolff
Voorzitter